Codeboek Beginselen
Hier wordt een aantal principes van een codeboek bij SPSS besproken. Het is
niet de bedoeling een uitputtende opsomming te geven. Kijk ook even bij Data
voor aanvullingen.
Veel voorkomende gevallen zullen aan de hand van voorbeeldvragen worden
besproken en toegelicht. Deze gevallen zullen ook als leidraad dienen om er een
grafiek of tabel van de maken. In het analysedeel van de site met de SPSS-vragen
komen ze dan ook terug.
- Doel van een codeboek
- Basisregels
- De keuzes in variable view uitgelegd
- Een overzicht maken van je codeboek
- Voorbeeldvragen met codes
Doel van een codeboek
Met het maken van de codeboek probeert men er voor te zorgen dat alle antwoorden die een respondent kan geven in de datamatrix van SPSS kunnen worden ingevoerd en op een correcte wijze kunnen worden geanalyseerd.
Basisregels
- Geef elke teruggekomen vragenlijst een nummer en neem dat nummer op als variabele in het codeboek.
- Probeer zoveel mogelijk te werken met numerieke variabelen.
- Laat de variable names verwijzen naar de nummers op de vragenlijst en geef de omschrijving van de vragen bij de variable labels.
- Geef beknopte variable labels en value labels.
- Definieer de missing values.
- Gebruik voor de missing values eenduidige nummers. Neem bijvoorbeeld steeds als missing value het cijfer 9 of 99. Neem in ieder geval een getal dat afwijkt van de gebruikelijke geldige antwoorden.
De keuzes in variable view uitgelegd
Er moeten voor elk onderdeel van variable view keuzes worden gemaakt. Houd hierbij steeds de basisregels voor ogen.
- Zet bij Name een korte verwijzing naar de vraag in je vragenlijst. Handig is het daarvoor het nummer te gebruiken van de vraag.
- De omschrijving van de vraag kun je dan bij Label kwijt. Zorg hier ook voor niet te lange omschrijvingen.
- Kies bij Type het soort variabele dat je wil gebruiken. De voorkeur gaat uit naar een numerieke codering.
- De Width is het aantal plaatsen dat de variabele in neemt. Zo heeft het getal 144,52 een width van 6, namelijk 3 cijfers voor de komma, 1 komma en 2 cijfers na de komma (Decimals = 2). Een totaal van 3 + 1 + 2 = 6 plaatsen.
- Bij Values zet je de betekenis van de gebruikte codes.
- Bij Missing geef je aan welke waarden (values) bij de analyses niet mee moeten worden genomen.
- Bij Columns geef je aan hoeveel tekens je in het datascherm van SPSS wilt zien. Als je bijvoorbeeld tekst wilt kunnen invoeren, kun je bij Width opgeven 100; je kunt dan 100 verschillende tekens invoeren. Om het vak waarin je de tekst invoert niet te groot te willen maken in het datascherm, kun je er voor kiezen dit vak slechts 10 tekens groot te maken (Columns =10).
- Align geeft aan hoe de uitlijning is in het datavenster. Standaard worden Stringvariabelen links uitgelijnd en numerieke variabelen rechts.
-
Met Measure geef je het meetniveau
aan van de variabele. Het meetniveau van een variabele bepaalt
wat je met de gegevens mag doen. Zonder te pretenderen geheel
volledig te zijn staat hieronder een kort overzicht van de
mogelijkheden met een korte toelichting:
-
Nominal
De values zijn dan uitsluitend bedoeld om categorieën aan te duiden. Als je bijvoorbeeld de variabele Geslacht codeert als 1 = man en 2 = vrouw, mag je met die 1 en die 2 geen rekenkundige bewerkingen uitvoeren. -
Ordinal
Een variabele is ordinaal als de antwoorden op een logische wijze op volgorde kunnen worden gezet. Bijvoorbeeld bij een Likertschaal kun je de antwoorden coderen als 1 = erg mee oneens, ... , 5 = erg mee eens. Bij een hogere waarde is men het er daarom meer mee eens. -
Scale
Een variabele heeft een Scale-meetniveau als op een verstandige manier gemiddeldes berekend mogen worden. Open, numerieke vragen leveren dit soort variabelen. Je kunt dan denken aan leeftijd, prijs, inkomen en dergelijke.
-
Nominal
-
Met Role kan worden aangegeven welke rol een variabele speelt in je data-analyse.
Bijvoorbeeld in een regressie-analyse kan een variabele gebruikt worden als oorzaak (input) of als gevolg (target).
-
Input
De variabele zal gebruikt worden als input (bv. voorspeller of onafhankelijke variabele). -
Target
De variabele zal worden gebruikt als een outut of target (bv. een afhankelijke variabele). -
Both
De variabele zal zowel input als target gebruikt worden. -
None
Aan de variabele is geen rol toegewezen. -
Partition
De variabele zal gebruikt om de data te scheiden in verschillende steekproeven voor training, testen en validatie. -
Split
Deze optie is ingevoegd om aan te sluiten bij Data Modeler. Variabelen met deze rol worden niet gebruikt als split-file variabele.
-
Input